Algemene info over kleine marters
Op deze pagina vindt u algemene informatie over de kleine marterachtigen in Nederland. De teksten zijn gebaseerd op drie hoofdstukken uit de in 2016 uitgegeven Atlas van de Nederlandse Zoogdieren (eds. S. Broekhuizen, K. Spoelstra, J.B.M. Thissen, K.J. Canters & J.C. Buys), Zeist, the Netherlands, KNNV uitgeverij. Jeroen Mos en Tim Hofmeester waren (mede)auteurs van de hoofdstukken over, respectievelijk, hermelijn en wezel, en bunzing.
Wezel (Mustela nivalis)
Algemene biologie
De wezel is het kleinste roofdier. De bovenzijde is kaneel- tot diep chocoladebruin, de onderzijde ivoorwit. De grens tussen beide verloopt bij de in Nederland voorkomende ondersoort (Mustela nivalis vulgaris) grillig, terwijl die bij de kleinere ondersoort die wit wordt in de winter (Mustela nivalis nivalis) strak is. De staart is bruin en kort. Op de witte wangen heeft de wezel vaak kleine bruine vlekken, de oorschelpen zijn klein. In Nederland bedraagt de gemiddelde kop-romplengte voor mannetjes 20 cm, voor vrouwtjes 17 cm. Mannetjes wegen maximaal 150 g, vrouwtjes 85 g. De soort is voornamelijk dagactief. Korte activiteitsperioden wisselen af met korte rustpauzes. De wezel kan uitstekend zwemmen en klimmen. De territoriumgrootte varieert, afhankelijk van voedselaanbod en jaargetijde, van minder dan een tot wel tien hectare. Mannetjes hebben een groter leefgebied dan vrouwtjes. Bij een hoge muizenstand zijn de territoria kleiner en ontstaan plaatselijk hogere dichtheden. Bij weinig muizen leiden veel wezels een min of meer zwervend bestaan. In een goed muizenjaar kunnen wezels twee keer jongen werpen, normaal is dat één keer. Een worp bestaat gemiddeld uit vier jongen. Wezels leven in het wild niet veel langer dan een jaar. Wezels hebben een voorkeur voor een halfopen landschap met voldoende dekking en structuur, zoals houtwallen en droge greppels. Vaak droger dan hermelijn. Het dieet bestaat voornamelijk uit kleine knaagdieren, zoals woelmuizen.
Veranderingen
Het lijkt slecht te gaan met de wezel in Nederland, waarbij we een afname vermoeden. Een zelfde afname van wezels wordt ook in andere landen in Noordwest-Europa geconstateerd. De oorzaak is echter moeilijk te duiden. De nivellering van het landschap door landbouwintensivering, verstedelijking en drukke verkeerswegen leiden vermoedelijk tot isolatie, verzwakking en plaatselijk verdwijnen van populaties. Het verdwijnen van woelmuizenplagen vanwege dezelfde oorzaken is tevens ondermijnend. Toch kan met een eruptie van woelmuizen de wezelstand plaatselijk kortstondig toenemen, zoals in 2014 is gebleken (www.waarneming.nl).
Actuele verspreidingskaart: https://www.verspreidingsatlas.nl/verspreidingskaart.aspx?soortcode=8496151
Hermelijn (Mustela erminea)
Algemene biologie
De hermelijn is ’s zomers op de rug en staart kaneel- tot roodbruin en op de onderzijde (ivoor)wit tot eigeel. De grens tussen beide kleuren loopt vrijwel recht en wangvlekken ontbreken. In de winter worden sommige hermelijnen deels of geheel wit. De opvallende staartpunt is echter altijd zwart. De soort heeft een krachtiger voorkomen dan de wezel. De gemiddelde kop-romplengte is bij mannetjes 29 cm, bij vrouwtjes 23 cm. De lengte van de staart is minstens een derde van de kop-romplengte. Mannetjes wegen maximaal 350 g, vrouwtjes 230 g. Hermelijnen zijn voornamelijk dagactief. Hun territorium bedraagt enkele tot tientallen hectares. Territoria van mannetjes overlappen meestal die van meerdere vrouwtjes. De rans (paartijd) valt van half april tot juni. Bijzonder is dat vrouwtjes reeds als nestjong kunnen worden bevrucht. Er is een uitgestelde embryonale ontwikkeling tot rond begin maart. In april-mei worden gemiddeld zes jongen geboren. Hermelijnen hebben een voorkeur voor een halfopen landschap met veel dekking en structuur, zoals houtwallen en droge greppels. Vaak natter dan wezel, bijvoorbeeld laagveengebieden. Het dieet bestaat uit kleine knaagdieren zoals woelratten en woelmuizen, en vogels. Op sommige plekken hebben hermelijnen zich gespecialiseerd in het vangen van konijnen.
Veranderingen
Door de verborgen leefwijze en complexe populatie-ecologie is het lastig om een betrouwbare populatieschatting voor hermelijnen te doen. Consequent noteren van aangebrachte prooidieren op buizerdnesten in het Planken Wambuis op de Zuidwest-Veluwe en van veldwaarnemingen op Berkenheuvel in West-Drenthe in 1974-2003 duiden op respectievelijk verdwijnen en achteruitgang. Verspreidingsgegevens op basis van waarnemingen laten zien dat de soort aan het verdwijnen is uit verschillende delen van Nederland. Het is aannemelijk dat de combinatie van ingrijpende landschappelijke veranderingen en afname van pieken in de woelmuispopulaties zorgen voor een algehele afname. Mogelijk bijkomende factoren zijn verdroging en klimaatverandering, gezien de binding aan waterrijke en koele streken. Ook de voortdurende lage konijnenstand in delen van het land speelt mogelijk parten. Lokaal kan een populatie tijdelijk toenemen bij hogere woelmuisstanden, zoals in 2014 is gebleken (www.waarneming.nl).
Actuele verspreidingskaart: https://www.verspreidingsatlas.nl/verspreidingskaart.aspx?soortcode=8496149
Bunzing (Mustela putorius)
Algemene biologie
De bunzing is een donkerbuine marterachtige waarvan de lichte ondervacht duidelijk doorschijnt, vooral op de flanken. Rond de ogen heeft hij een karakteristiek zwart masker, dat naar de witgerande oren toe afgegrensd wordt door witte halve maantjes. De snuit is wit. In Nederland in 2001-2013 gevonden verkeersslachtoffers hadden de volgende gemiddelde maten en gewichten: 31 volwassen mannetjes maten 70 cm en wogen 1.135 g, 31 volwassen vrouwtjes 60 cm en 662 g. De variatie in gewicht is echter groot: sommige mannetjes wegen bijna 2 kg. De gedomesticeerde bunzing wordt fret genoemd; deze is te herkennen aan een lichtere vacht, lichte neus en tam gedrag. Ze kunnen kruisen met de bunzing; de nakomelingen lijken op lichte bunzingen. Er komen op verschillende plekken ook verwilderde populaties van fretten voor. De bunzing heeft een voorkeur voor een halfopen landschap met veel structuur zoals houtwallen en ruige greppels. Het dieet bestaat uit een variatie aan voedsel met amfibiën, haasachtigen (konijn en haas) en kleine knaagdieren als belangrijke prooien.
Veranderingen
Hoewel er geen verandering in verspreiding in Nederland is te zien, vertoont het aantal waargenomen bunzingen in het NEM-meetnet Dagactieve Zoogdieren over de periode 1997-2013 een negatieve tendens. Deze is echter te onzeker om conclusies aan te verbinden. Daarnaast vond er in 2014 een onverwachte piek plaats in het aantal waarnemingen, vermoedelijk door het enorme voedselaanbod vanwege het uitzonderlijk goede muizenjaar. Dit is in lijn met de onzekere neerwaartse populatieontwikkeling van de bunzing die in de meeste Europese landen gemeld wordt.
Actuele verspreidingskaart: https://www.verspreidingsatlas.nl/verspreidingskaart.aspx?soortcode=8496152